Daniël is verpleegkundige in één van de woningen voor mensen met dementie in Vivent De Hooghe Clock. Daar vindt ze het belangrijk om mee te gaan in de belevingswereld van de bewoners. “Je zorgt er eigenlijk voor dat je serieus ingaat op iemands behoefte en in ieder geval warme zorg geeft als iemand zich niet lekker voelt. Kleine successen zijn even belangrijk als de grootste successen, vooral bij deze doelgroep. Het is belangrijk om te leren hoe bewoners in hun belevingswereld leven en hoe anders je contact met hen krijgt.”
Communiceren met elkaar
“Het is communicatie op een ander niveau,” vertelt Daniël. “Niet zoals jij en ik communiceren, maar echt passend op hun ervaring. Als je dan ziet dat iemand een keer glimlacht naar je, dan weet je dat je het voor hen fijn hebt gedaan. Dat is dan een soort bevestiging. Ik geniet ervan als ik even naast de bewoner kan zitten, de tijd kan nemen om alleen de hand vast te houden en te vragen hoe het gaat. Dan kunnen we gesprekken aangaan of samen kijken in een fotoboek zodat de herinneringen naar boven komen. Het geeft mij een goed gevoel als ik een klein succes zie.”
Open staan voor nieuwe ideeën
Ook naar haar collega’s wil Daniël persoonsgericht zijn. Ze vertelt: “We geven elkaar de ruimte. We zijn open en oprecht naar elkaar toe en geven elkaar goede feedback. Soms maken we een grapje want ja, dat moet natuurlijk ook kunnen. Nooit ten koste van, altijd samen met. Ik denk dat we een super leuk team hebben. We zijn jong innoverend en ook nog erg in ontwikkeling. Ik denk dat dat ook wel onze kracht is. Dat we altijd open staan voor álles. Je mag ook anders denken. Het is niet zo dat we allemaal per se rechtsom moeten gaan. Als iemand aangeeft dat hij liever linksom wil, dan vragen we wat daar de beweegredenen voor zijn. En misschien werkt dat wel heel erg goed.”
Oprechte belangstelling
“Oprechte belangstelling komt altijd uit geduld,” geeft Daniël aan. Ze vindt het dan ook belangrijk om bij haar bewoners in het hier en nu te zijn en een actieve luisterhouding aan te nemen. “Je gaat zitten bij de bewoner en niet staan, omdat je dan ieder moment weg zou kunnen lopen. Je maakt oogcontact, gaat in op de vraag en begint niet over iets anders. Als iemand aangeeft dat ze naar huis toe wil, dan vraag je waarom ze naar huis toe wil. Dan kom je er bijvoorbeeld achter dat ze een bepaalde soort veiligheid mist en dan ga je proberen om die te geven. Je gaat niet zeggen ‘oh, dan gaan we even in de huiskamer een kopje koffie drinken.’ De vraag wordt dan niet beantwoord en daardoor blijven bewoners heel onrustig van binnen.”
“Het is nooit zo dat een bewoner boos wordt omdat die boos wil worden. Iemand wordt boos omdat er een soort onmacht zit. Soms zelfs over een bepaalde schaamte. Er zijn zoveel verschillende soorten dementie, hoe ga je daarmee om? Soms kun je iemand naar het hier en nu terug halen, maar soms kan dat ook niet. Wij moeten daar goed mee omgaan en ervoor zorgen dat iemand zo comfortabel mogelijk geholpen wordt. Dat is ook wel leuk, want je blijft elke dag een beetje puzzelen.”